Over mij

zondag 9 mei 2010

Vanavond niet schat, ik heb hoofdpijn!

Het klinkt misschien een beetje vreemd, maar in dit artikel vertel ik jullie iets meer over de “over het algemeen” zeer goede kweekresultaten onder de parkietensoorten bij ons en onze noorderburen. Velen onder ons herkennen deze bekende spreuk: “Vanavond niet schat, ik heb hoofdpijn.” Voor sommigen een pijnlijke confrontatie en voor anderen een opluchting. We gaan het jammer genoeg niet hebben over het “vogelen” bij de mens, maar om te begrijpen wat er in het kopje van zo’n vogel omgaat, moeten we eerst eens een kijkje nemen bij de mens.

Soms zie je wel eens een oud boertje lopen die op een wilgentak zit te bijten. Waarom doet die boer dat, zult u zich misschien wel al eens afgevraagd hebben? Het is duidelijk, deze man heeft hoofdpijn. En in een wilgentak zit juist dezelfde stof als in hoofdpijntabletten, maar dan op een natuurlijke wijze. En ook al eet die boer een hele boom op, wordt hij er niet ziek van. Hij zal enkel een beetje last hebben van de maag, maar zijn hoofdpijn zal verdwenen zijn. Eet hij daarentegen een hele doos vol aspirines op, voelt hij zich ’s avonds toch knap beroerd. De chemische stof salicylzuur vind je in de schors van jonge takken of twijgjes. In de Latijnse naam van deze boom “Salix”, vinden we de afkomst van de vreemde naam van deze stof Salicyne genaamd. Salicyne of salicylzuur is een carbonzuur dat je vindt in de natuur. De bekendste en eenvoudigste carbonzuren zijn mierenzuur en azijnzuur.

Het dus van oorsprong volstrekt natuurlijke salicylzuur werkt ontstekingswerend, pijnstillend en vooral stofwisselingsbevorderend. Eén en ander komt de conditie van vogels die na een winterse rustperiode op de kweek worden voorbereid ten goede. Niet zonder reden dat sommige vogelkwekers vanaf begin maart gedurende een tweetal weken dagelijks verse wilgenknoppen aan onze grote goudvinken verschaffen. Op dat ogenblik blijken onze goudvinken er ook verslingerd op. Om al te grote laxeringsverschijnselen te vermijden, wordt de dagelijkse gift van wilgenknoppen dan ook gerantsoeneerd. Verstrekking van salicylzuur via wilgenknoppen opent nog eens zo vlug de klieren van de kweekvogels en verhoogt de hormonaalreflex. Reeds na een paar dagen is steeds het effect daarvan op de verhoogde stofwisseling bij onze goudvinken te bemerken. Zij zijn op een mum van tijd zeer alert en driftig. Blakend van vitaliteit en activiteit. Deze wilgenknoppen zijn een lekkernij voor wildzang en ze bevorderen ook nog eens hun kweekgedrag en van koppijn is geen sprake. Ongerustheid omtrent het effect van salicylzuur in de wilg is dus geenszins nodig. Wilg is niet giftig en zal vogels die wilgenbast (wilgenschors) of wilgenknoppen opnemen geen kwalijke effecten bezorgen. Het tegendeel is eerder waar.

Wat hebben parkieten hier nu in godsnaam mee te maken?
We denken even na over welk nestmateriaal vaak gebruikt wordt bij het kweken van parkieten. Het meest gebruikte materiaal zijn wilgentakjes, waarvan de schors in fijne sliertjes wordt afgescheurd. De vogel stopt deze sliertjes of strookjes in haar stuitbevedering en brengt ze vervolgens het nest in. Van hoofdpijn is er dus geen sprake, want de vogels spelen tijdens hun werk ook veel salicylzuur naar binnen. “Vanavond niet schat, want ik heb hoofdpijn” is dus bij parkieten geen excuus. Zo bewijzen ook de halsbandparkieten die met zo’n 5000-tal rondvliegen in het centrum van Brussel. In 1974 werden in het Brusselse Jubelpark een aantal parkieten losgelaten. De vogels verspreidden zich snel over Brussel, en het eerste broedgeval buiten Plopsaland (het vroegere Melipark) dateert uit 1975. In 1984 telde men 250 vogels, in 1988 waren het er al 500 en recent (2005) wordt de populatie op 7000 (data AVES, België) vogels geschat. De gemeenschappelijke slaapplaats van de halsbandparkieten bevindt zich al sinds 1992 op het terrein van het NAVO hoofdkwartier te Evere, maar sinds 2003 is er een tweede slaapplaats in het Elisabethpark te Koekelberg. Zoals bijna alle parkieten zijn het holenbroeders die meestal oude nesten van spechten gebruiken, maar in zachte houtsoorten (naaldbomen) kunnen ze zelf een nesthol uitknagen. Toch verkiezen halsbandparkieten, ondanks dit een harde houtsoort is, de wilg (soms ook de es). Ook hun nestmateriaal komt voornamelijk van de wilg. Het is duidelijk dat hetgeen wij voor onze vogels kiezen als nestmateriaal, zij zelf ook verkiezen om zijn reeds verklaarbare redenen. De halsbandparkieten hebben zich fantastisch aangepast aan onze omgeving en klimaat. Zodanig dat de kweekresultaten in vergelijking veel beter liggen dan in hun oorspronkelijke omgeving (tropisch Afrika en Zuid-Azië). De theorie “Survival of the fittest” is op het lijf van dit vogeltje geschreven. Wie weet ontstaat er ooit nog een nieuwe soort halsbandparkiet die optimaal in ons klimaat overleeft.

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

Geen opmerkingen:

Een reactie posten